Veel had ik nog niet gehoord over de zogenaamde Koloniën van Weldadigheid. Ze riepen mysterie bij me op, een gezonde nieuwsgierigheid weliswaar, van het soort dat dichtbij de angst en de afschuw ligt. Wat voor goeds kan er komen uit een plek die eeuwenlang landlopers en bedelaars herbergde? Ik lijk als vanzelf wat kalmer en vooral stiller te lopen op het pad dat me van de parkeerplaats in Veenhuizen naar de ingang brengt. Schrijden is het, alsof ik op kleine, donzige kussentjes loop. Geen klassen met joelende kinderen hier. Geen ritselende zakjes chips, geen klikkende colablikjes. Wie binnengaat is rustig, wie buitenkomt onder de indruk.

Meer dan tweehonderd jaar geleden, in 1818, richtte Johannes van den Bosch de Maatschappij van Weldadigheid op. Arme gezinnen, bedelaars en zwervers konden gaan werken in één van de Koloniën van Weldadigheid. Ze kregen een eigen woning en een stukje grond om te bewerken. Een luilekkerleven was het niet. Door middel van arbeid en scholing werden de zogenaamde Kolonisten discipline bijgebracht, zodat ze na verloop van tijd in hun eigen onderhoud konden voorzien. De meeste Koloniën werden in de Nederlandse provincie Drenthe gebouwd, in Veenhuizen, Fredriksoord en Wilhelminaoord. Maar er waren ook Koloniën in Willemsoord en Ommerschans in Overijssel, en in eigen land, in Wortel en Merksplas. De Koloniën in Drenthe en die van Wortel kregen in juli 2021 de status van UNESCO Werelderfgoed. En dat weten maar weinig mensen.

Weldadigheid
De Maatschappij groeit uit tot een nationaal experiment, met prins Frederik als beschermheer

Wat was het dat de Koloniën van Weldadigheid zo bijzonder maakte om ze de status van Werelderfgoed te geven? Dat had vast niets te maken met het oorspronkelijke doel, toch? De waarheid is een stuk complexer. Maar eerst moeten we terug naar het begin.

In 1815 wordt Napoleon definitief verslagen, en Willem I komt aan de macht in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De nieuwe vorst botst meteen op grote problemen: de werkloosheid en armoede pieken, de kas is leeg en er is rebellie in de straten. Johannes van den Bosch, een generaal met veel militaire ervaring in Nederlands-Indië, komt in 1817 met een oplossing om de armoede in Nederland terug te dringen: de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid. Samen met andere hoge ambtenaren, edellieden en duizenden gewone burgers uit het hele land zet hij een ambitieus plan in gang. Het idee is in theorie heel eenvoudig: de samenleving biedt stukjes land en huizen aan aan mensen die het minder breed hebben. In ruil daarvoor zullen zij door te werken voor hun eigen onderhoud zorgen. Daardoor zijn ze niet langer afhankelijk van de overheid voor (financiële) steun. Op lange termijn zullen ze in staat zijn om hun staatsschulden terug te betalen via (landbouw)overschotten. De Maatschappij groeit uit tot een nationaal experiment, met prins Frederik als beschermheer.

De Maatschappij richt – zo leren we in het Gevangenismuseum – zeven landbouwkoloniën op: vijf in Noord-Nederland en twee in Vlaanderen, dat toen tot de Nederlanden behoorde. Ze verwerft in totaal zo’n 80 vierkante kilometer ongerepte, woeste heidegrond aan de rand van het land. Het doel is om de grond te ontginnen en de landbouwproductie te stimuleren met behulp van nieuwe technieken. De allereerste kolonie, Frederiksoord, wordt vernoemd naar de beschermheer van de Maatschappij. Het initiatief, vertelt de gids, weerspiegelt het Verlichtingsidee van de maakbare mens en natuur. Het idee trekt internationale aandacht en leidt tot vergelijkbare experimenten in heel Europa. Elke kolonie heeft zijn eigen kenmerken, maar ze beginnen qua uitzicht opvallend op elkaar te lijken. Je vind er kaarsrechte lanen, waterwegen en allerlei voorzieningen zoals scholen, kerken en spinnerijen. Er zijn boerderijtjes in de vrije koloniën en tehuizen in de onvrije koloniën. Het is precies dát concept dat in 2021 mee leidde tot de erkenning als UNESCO Werelderfgoed.

Weldadigheid

Al snel ontstaat een onderscheid tussen vrije en onvrije koloniën. In de vrije koloniën wonen gezinnen met (meestal) twee kinderen, die hun verblijf zelf kunnen beëindigen wanneer ze dat willen. In de onvrije koloniën worden mensen gedwongen opgenomen. Dat zijn meestal gestrafte criminelen, bedelaars en zwervers. Veenhuizen heeft vandaag een Gevangenismuseum, maar wat verderop ook nog steeds een werkzame penitentiaire inrichting. Naar schatting één miljoen Nederlanders hebben een voorouder die gevangen zat in Veenhuizen! In het museum kun je dat zelf uitzoeken, en bekende Nederlanders als Willeke Alberti, Philip Freriks en astronaut André Kuipers zijn er alvast tot de ontdekking gekomen dat ze een criminele voorvader hadden.

Rond het midden van de 19e eeuw komt het model van de koloniën onder druk te staan. De kosten lopen te hoog op, de discipline verslapt en de gronden raken uitgeput. In 1859 worden de Nederlandse onvrije Koloniën Rijksinstellingen. Wortel en Merksplas gaan al eerder failliet, in 1842. In 1870 koopt de regering de koloniegronden aan en vormt de terreinen om tot Weldadigheidslandbouwkoloniën, waar mensen zonder financiële middelen worden opgevangen. In Wortel vinden behoeftige bejaarden, mensen met een beperking en werklozen hun toevlucht, terwijl Merksplas plaats biedt aan ‘beroepsbedelaars’.

Weldadigheid

Ik vind het gevangenismuseum van Veenhuizen indrukwekkend, en in de ‘Boevenbus’ kom ik nog meer te weten over de koloniën en de strafinrichting. Het authentieke criminelentransport doet vandaag dienst als origineel vervoersmiddel om toeristen de streek te tonen, en dan in het bijzonder het cultuurlandschap en het onschatbare erfgoed dat in Veenhuizen rond de koloniën ontstond. Vorige eeuw werden programma’s opgezet om de landschappen te herstellen en historische gebouwen te restaureren. We rijden door statige lanen en voorbij prachtige Koloniehuizen met opschriften als Orde en Tucht en Werk en Bid. Overal vind je de unieke historie van dit dorp terug.

Nadat de moderne verzorgingsstaat kwam, met werkloosheidsuitkeringen en gezondheidszorg voor iedereen, was armoedebestrijding met het systeem van landbouwkoloniën niet langer nodig. Na 1953 werden er geen nieuwe kolonisten meer naar Veenhuizen gestuurd. En de gestichten werden geleidelijk in gebruik genomen als gevangenissen. Een unieke, schier gewijde sfeer die je niet alleen doet nadenken over het verleden, maar die ook het heden in perspectief plaatst.

Door Toni De Coninck.
Foto’s: Marketing Drenthe.
Meer info via deze link.

Ontdek nog meer artikels over ...