Geruisloos wiegt de ochtendstilte de adelijke takken van de majestueuze kastanjeboom die al jaar en dag koninklijk uitkijkt over een van de oudste bruggen van Brugge terwijl hij  zijn wortels al enige jaren diep groeft en stevig verankert in een van de meest verborgen tuinen die deze stad heimelijk rijk is.

Ik voel de ochtend sinds lange tijd weer tot leven komen; hoor haar stilte, haar flinterdun ontwaken en haar quasi fluwelen wiegelied de bloesems van koning Kastanjeboom zachtjes strelen terwijl ze mijn luid verborgen vezels een stille dood toezingt, en mij trakteert op een melancholische ode aan wat gisteren was en vandaag meedeint op het verborgen ritme van de zoveelste hoopvolle lentebries.

Maar haar wezen grijpen, kan ik niet.

Sinds kort zoekt ook een eenzame nazaat van de zeldzame Vlaamse Gaai de eeuwige troost van zijn imposante kruin op.

Dit tot grote ergernis van de heilige harem duiven die dit zelfgekroonde paleis voor eens-‘gevederden’ dagelijks met veel goedkope bravoure tot een ordinaire til omdoopt en de weinige kranige kauwen die zo nu en dan, kort maar krachtig, zowel Gaai als harem genadeloos de boom uitflikkeren.

Ondertussen glijden een rijtje vrolijk kwakende eenden en een potsierlijke eenzame zwaan gracieus en onverstoord over het onwelriekende water onder mijn keukenraam voorbij.

Aan de overkant schuifelen een paar zelfgemaakte mondmaskers diezelfde brug over

Ik sla, nog half versuft door de amper beslapen nacht, vertederd hun netjes gescheiden kolonne gade en nip ondertussen voorzichtig aan een afgrijselijk brouwsel van kurkuma, gember en honing, terwijl de waterpluimagestoet al toeterend vlotjes uit mijn zicht verdwijnt onder de brug waar onze koning Kastanjeboom statig over waakt.

Aan de overkant schuifelen een paar zelfgemaakte mondmaskers diezelfde brug over.

Een brug die steeds meer hét ongekroonde symbool wordt voor de bijna surrealistische wereldtaferelen waar ik afgelopen weken in shocktempo en met veel te veel vraagtekens tegen wil en dank in opgesloten werd.

Een brug die, eeuw in eeuw uit, onverstoord alle aardse tijden, haar tragedies én overwinningen op eigen onvermoeibare wijze koppig blijft overleven.

Die moeiteloos duivelse pest, heilige oorlogen, en onmenselijke ontberingen steeds weer vastberaden en haast op bovennatuurlijke manier tergen blijft.

Die aan haar eeuwenoude, ongekneusde voet alle geheimen van de vrijmetselaars weet te herbergen in een van de meest bizarre en openlijk verborgen peperkoeken huizen van hun wereldwijde besloten gemeenschap.

Die blind getuige mocht zijn geweest van duizenden geslaagde en mislukte huwelijksaanzoeken, vrolijk fluitende fietsers, nachtelijke dronklappen, klefbekkende koppeltjes, miljoenen inwoners en ook die enkele verloren gelopen toerist.

Die ontelbare generaties in stilte van de ene kant naar de andere draagt, de gratie van de aardse seizoenen verwelkomt en  zich wonder boven wonder vooral geen enkel greintje en nog minder dan een zier aantrekt van wat de wereld denkt, doet, goedkeurt of afkeurt.

Ik wil al zéker geen zeldzame Vlaamse gaai worden

Die brug.

Die onverstoorbaarheid.

Dat zichzelf tegensprekende symbool van weerstand en verbinding, die ogenschijnlijke eenzame mastodont van opeengestapelde dode stenen… die wiegt niet.

Die getuigt, steenhard.

En misschien is het juist een zegen dat ik het wiegelied die de ochtendstilte steeds weer opnieuw neuriet niet meer grijpen kan.

En wil ik daarom ook niet gewiegd worden door de adelijke takken in de kruin van een oude wankele wereld die ik al heel mijn jonge leven mijn thuis mocht noemen en wil ik de troost niet opzoeken van het onaangekondigde einde van een bestaan dat ik ooit als een vanzelfsprekend iets beschouwde.

Ik wil al zéker geen zeldzame Vlaamse gaai, geen ordinaire duif, kranige kauw, lelijke eend of potsierlijke zwaan zijn of worden.

Ik wil gewoon ergens voor staan.

Zoals die brug.

Onverstoord en ongeschonden.

Met de onaangetaste wetenschap dat wat ik ook dragen moet er steeds een overkant is die een oud begin aan een nieuw einde verbindt.

Die je hoopvol oversteekt als een kind van een oude wereld en weer afkomt als een welkome wees in een nieuwe.

Die je er aan herinnert dat het leven gewoon verder bolt, no matter what.

En die ook ons uiteindelijk overleven zal.

Die brug.

De weg naar een nieuw begin.

Het achterlaten van een oud einde.

Die brug wil ik oversteken.

Die brug wil ik zijn.

Op die brug wil ik vertrouwen en op die brug wil ik haar belofte ontmoeten dat alles altijd goed komt als je haar maar durft over te steken.

Ontdek nog meer artikels over ...