Dat we dit stukje schrijven op het moment dat er nog altijd terreuraanslagen aan de gang zijn in Sri Lanka, zegt eigenlijk alles. Vandaag is alweer de rode loper uitgerold voor een nauwelijks te onderschatten economische crisis. Deze keer is Sri Lanka, de traan die rechtsonder India bengelt, aan de beurt. Maar we konden het net zo goed opschrijven de dag dat er bommen ontploften in Bali, mensen werden neergemaaid voor de tempel van Hatsjepsoet in 1997 of een gek het op toeristen gemunt had aan een hotel in Tunesië. Het primaire effect is altijd weer hetzelfde: angst. Existentiële angst. Het voeden van de wij-zij tegenstelling. Religieus fanatisme tegenover ongebreideld westers genot.

Laten we vertellen waarom de fanatici het bij het verkeerde eind hebben. Ik bezocht Sri Lanka twee keer. De eerste keer was dat ongeveer een jaar nadat de bloedige burgeroorlog in dat land ten einde liep en vredesakkoorden ondertekend werden. Het toerisme kroop langzaam weer overeind na jaren van ellende, ook nog eens gevoed door de tsunami van kerst 2004 die een deel van de oostkust overspoelde en duizenden slachtoffers maakte. Het noordelijke Tamildeel van het land was op dat moment nog niet toegankelijk voor toeristen, tenzij met een speciale vergunning. Ik verbleef in het Cinnamon Grand in Colombo en ging dineren in het beroemde Shangri La, twee hotels die nu klaarblijkelijk zwaar getroffen zijn door de aanslagen – er is ook die akelige herinnering aan de aanslag in Mumbai, waarover binnenkort trouwens een zeer aan te raden film op de markt komt.

Wat doet een mens besluiten om het geloof en de ontspanning van anderen aan de kaak te stellen?

De tweede keer was drie jaar geleden, en toen zagen we een land dat het weer bijna helemaal voor elkaar had. De wegen lagen er beter bij, de hotels waren op maat van de reiziger, de incoming agencieswerkten met vele honderden mensen aan de heropbouw van het imago. Hotelgroep RIU opende er een gloednieuw hotel, omdat het geloofde in de markt. En terecht. Tegelijk sloot het al haar hotels in Tunesië, omdat het daar vermoedelijk niet meer geloofde in de markt. RIU is een soft premium-keten, en moest in dat land veel te veel inspanningen leveren tegenover een concurrentie die het zich kon veroorloven met ultrascherpe prijzen te gooien.

Diezelfde perverse jojo is al decennia in Egypte aan de gang. Het jaar na een aanslag kun je de hotels aan halve prijs of lager boeken, wat in het voordeel is van de onbekommerde toerist. Maar tegelijk gaat een markt kapot, verdienen de locals een stuk minder en belandt de regio in een spiraal van armoede, die op zich weer onrust en geweld triggert. Wat is het toch dat fanatici tot het vernietigen van eigen kapitaal dwingt? Wat doet een mens besluiten om het geloof en de ontspanning van anderen aan de kaak te stellen? Sri Lanka gaat alweer een zware wederopbouw tegemoet en zal weer jaren door de woestijn moeten vooraleer het de toeristen kan overtuigen dat het er veilig is. Dat is zo wereldvreemd in een land met als hoofdgodsdienst het Boeddhisme, die vrede, rust en contemplatie bepleit.