Zelfs als het over ladders gaat, voel ik me in dit dorp overdressed.

“Waar is onze ladder?” vraagt António. Ik kom net met een ochtendkop de deur uit piepen en António is al twee weken onze vloer aan het renoveren; een fantastische stielman met wie ik tegenwoordig het huis lijk te delen. De ladder waar hij naar vraagt is een krakkemikig lichtgewicht waarvan de onderste trede het aan het begeven is.

“Je kan ook onze ladder gebruiken,” zeg ik tegen António die duidelijk een rugpatiënt is. Onze ladder is stevig, professioneel en beveiligd maar hij gromt iets van sim sim en verdwijnt met zijn eigen scharminkel de keuken in. Zelfs als het over ladders gaat, voel ik me in dit dorp overdressed.

Zijn baas, onze aannemer, raadde ons aan om wat afstand te houden van de mensen uit het dorp. “Het is een andere mentaliteit. Mensen praten,” was zijn uitleg. Misschien kreeg zijn schrijnwerker hetzelfde aangeraden. Iedere ochtend vraag ik António of hij een koffie wil en iedere ochtend weigert hij die. En iedere avond vraag ik of hij een pintje lust. Pas na een week vraagt hij of ze fris staan… Maar de pinten zijn nog lauw – de koelkast staat er nog niet, en hij wuift het aanbod weg. Soms gaat het niet over culturele verschillen maar gewoon over smaak.

We zigzaggen door de weelderige valleien van Arouca, langs boerderijen met azulejos aan het portaal, terrassen met druivenranken en pittoreske dorpen met witte kerkjes

Ik zie hem graag werken. De manier waarop hij geduldig het hout behandelt en afwerkt is puur vakmanschap. De liefde voor materialen… Van schoenen tot aannemerswerk, kurk of keramiek: Portugezen weten waar ze mee bezig zijn en de export ervan trok mee de economie recht.

Op de laatste dag vraag ik António of hij mijn oma en mij een lift naar Santa Maria da Feira kan geven, een stadje vlakbij. We willen met de trein naar Porto. Hij knikt en vraagt of het goed is als hij ons in Penafiel afzet. “Claro” antwoord ik en we rijden oostwaarts de bergen in. We zigzaggen door de weelderige valleien van Arouca, langs boerderijen met azulejos aan het portaal, terrassen met druivenranken en pittoreske dorpen met witte kerkjes… Het landschap is adembenemend tot alles grauw en zwart wordt. Vorig jaar brandden hier op één dag tijd honderden hectaren bos af. Het lijkt wel oorlogsgebied. Op de grond groeien alweer nieuwe bomen. Eucalyptus. Ook dat is big business in Portugal.

In Castelo de Paiva rijdt António het centrum in, we zijn al meer dan een uur onderweg. Hij toont ons het stadhuis waarna hij opnieuw het groene, bucolische landschap in tuft. Plots rijden we boven de machtige Douro en besef ik dat we op de N222 rijden: één van de mooiste wegen ter wereld. Hij wijst ons op het ilha dos amores, een eilandje middenin de Douro en toont de brug die in 2001 instortte en 59 doden eistte. Vijf minder dan bij de bosbranden van vorig jaar. In een tankstation haal ik wat te drinken. António weigert ook deze keer beleefd en na twee uur zet hij af ons aan het station van Penafiel, zo’n 18 haltes ten oosten van Porto. Pas op de trein realiseer ik me dat hij ons door zijn streek leidde en dat hij er trots op is. Ik denk dat ik de afstand en de stiltes van het volk kan smaken. Wie kijkt, ziet dat het pure poëzie is. Net zoals hij zijn hout bewerkt.