Vlieland

‘Ik ben bezeten van eenzame rotspunten, achteraf gelegen gebiedjes en enclaves. Het liefst zou ik achter die eilandjes en enclaves nieuwe landschappen ontdekken.’

Net als de tweeëntwintig jaar geleden overleden Boudewijn Büch heb ik iets met eilanden. Ze hoeven niet ónbewoond te zijn, tenzij we over de Galapagoseilanden spreken. Er moet een minimum aan beschaving zijn, een winkel, een café, een hotel, een restaurant, mensen tegen wie je ’s morgens na het opkomen van de zon dag kunt zeggen.
Vlieland is op mijn maat geschreven. De boot van Rederij Doeksen vind ik bijna te fors voor wat in mijn verbeelding maar een lap grond is, een met dennenbomen en veenbessen bespikkeld lappendeken op anderhalf uur varen van de bewoonde, beschaafde wereld die we met elke rotatie van de motor een stukje dieper in Nederland zien schuiven.

De buschauffeur bevestigt me alle clichés: ja, er is maar één bus op het eiland; ja, hij is de chauffeur van die bus; ja, hij zal de komende drie dagen onstuimig naar me zwaaien als ik hem tijdens mijn wandelingen tegenkom. Verkeer wordt ontmoedigd op Vlieland, hoewel er natuurlijk auto’s rijden. Zo om de vijf minuten. Dat is dan een bewoner, of iemand met een geweldig goede reden. Ik kan me voorstellen dat je niet met acht gezinsflessen cola op de fiets wil. Op dag twee zie ik zelfs een ambulance én een politiewagen. Ja, wat doe je als je hier heel erg ziek wordt? Of bij een crime passionnel? Ik beeld me tv-series in met pijprokende inspecteurs, jonge adjudanten en onmogelijk op te lossen moorden. Waarom is er nooit een Vlieland-spinoff van Baantjer gekomen?

Vlieland
Geen koffiebar op Vlieland of je vindt er wel een huisgemaakte veenbessencake

Het duurt zeven minuten vooraleer ik aan de andere kant van het eiland word gedropt, de schuld van drie meisjes die een halte te vroeg hadden gedrukt – ‘anders kan het in zes,’ lacht de chauffeur. Het noorden van Vlieland, Noordzeezijde, is zoals ik me stranden in de Wadden voorstel: weids, met warrelend zand, aangespoeld zeewier in goddeloos mooie vormen, loslopende honden en baasjes-met-sjaal-en-muts die een ‘Hoi!’ mee met de westenwind sturen. Waarom zijn echt álle mensen hier zo vriendelijk? Er is vast geen aanleiding tot crimes passionnels.

De zon straalt machtig achter het WestCord Strandhotel Seeduyn, het grootste hotel op Vlieland. Ze doet de lisdodde en het hardnekkig taaie helmgras in lange schaduwen uiteenvallen, het dagelijkse ochtendrecept. Ik ga ontbijten, na de gezandstraalde wandeling, drink twee koppen koffie, snijd volkorenbrood, neem een plak gerookte zalm, pluk wat rode ui en kappertjes, draai een lepeltje gezouten boter, en omdat elk hotelontbijt een voorgerecht en een dessert verdient prik ik ook wat belegen kaas en een ronde suisse met rozijnen (dat heeft vast een andere naam in Nederland, denk ik de volgende ochtend) op mijn bord.
Ik heb als gewoonte om daarna terug naar de kamer te gaan, niet alleen voor het ochtendtoilet, maar omdat ik de day ahead wil plannen, of om gewoon nog even op bed te gaan liggen, gewoon omdat het kan. De (gerenoveerde) kamers in het tweede gebouw van het Strandhotel ogen sereen en rustgevend, met zachte eierschaalkleuren en wat accenten die land en zee verenigen. Het zijn moderne kamers, die bij een flink viersterrenhotel passen. Als ik vervolgens via de tunnel opnieuw naar het hoofdgebouw wandel, zie ik foto’s met taferelen uit de voorbije decennia. Ook Koningin Beatrix is te bespeuren, en beelden van buffetten die bij de jaren 80 van de vorige eeuw passen als disco bij jongenscolleges: torens van garnalen, landschappen die worden afgelijnd door gerookte makreel, en als ik me niet vergis ook wat veenbesgebakjes.

Ach, de veenbessen! Het verhaal van de schipbreuk en de wilde groei van cranberryplanten op Vlieland (en ook Schiermonnikoog en Terschelling) mag dan op een legende gebaseerd zijn, vandaag brengt de verkoop van veenbesderivaten wat extra geld in het laatje. Geen koffiebar op Vlieland of je vindt er wel een huisgemaakte veenbessencake of -taart – Zeezicht is goed, Leut iets verderop is ook erg gezellig en lekker. De Dorpsstraat met zijn oud-Hollandse huizen is het kloppende commerciële hart van het eiland, je vindt er zowat alle winkels, cafés, restaurants, warenhuizen, fietsverhuur. Aan het eind ligt de haven, waar die overmaatse ferry aanmeert en mijn vriend de buschauffeur alweer met een kamerbrede glimlach nieuwe passagiers verwelkomt.

Ik wandel vijfendertig minuten van het dorp naar het hotel, en dus van de Waddenzee naar de Noordzee. Fotostops inbegrepen. Technisch gezien zijn het dezelfde zeeën, maar dat was het IJsselmeer ook gedurende het leeuwendeel van haar geschiedenis. Aan de Waddenzeekant wordt heftig gebouwd aan de bescherming van Vlieland, dat kun je goed zien als je de trappen naar de Vuurtoren Vuurduin beklimt. Wat meer naar links ligt De Vlielander Kaasbunker, prima idee voor een smakelijke excursie.
Ik dineer ’s avonds in het Badhuys, dat tot het Strandhotel behoort. Ik kan me voorstellen dat dit des zomers een trendy verzamelplaats is waar jongelui in minuscule badkleding shotjes Flügel drinken, maar nu, in het najaar, waai je naar het haardvuur om er een strandkrabbenbisque of een zeebaars op de plancha te eten. Het bier van de lokale brouwerij Fortuna is er trouwens voortreffelijk. Vraag naar een Duin Blond of Island Ale. Geen verkeer, geen gevaar. De kamer is een duin hogerop, en ’s anderdaags word je wakker onder een zachte branding en uitstervend meeuwengekrijs. Het eilandgevoel bestaat echt.

Door Toni De Coninck.

Een superior kamer land/duinzijde in laagseizoen kan al voor € 55 pp in een tweepersoonskamer (incl ontbijt, non-refundable). Reserveer rechtstreeks via deze link. Parkeer de auto op een langparkeerplaats in Harlingen, en neem dan de ferry of snelferry van Rederij Doeksen. Reserveer je ticket vooraf via deze link, een ticket kost € 38,34 pp, eenmalig busvervoer naar het hotel inbegrepen. Fietsen huren kan meteen in Oost-Vlieland of via de receptie in het hotel.

Vlieland
Vlieland

Ontdek nog meer artikels over ...